In 1973, Roger D’Hondt (b. 1948) organised an exhibition of artists’ postcards at the New Reform gallery in Aalst; The NewReform Postcard Show. He exhibits hundreds of postcards he has received from various artists and galleries over several years. This show is resumed a month later at the Cultural Centre of Velzeke, before travelling to the University of Antwerp. In the years that followed, artists, galleries and art centres kept sending cards—or works of art. This creates a collection of which a selection is shown in NW, Aalst Belgium. https://netwerkaalst.be/
In 1971, Roger D’Hondt opened the New Reform Gallery on Schoolstraat (now Bert Van Hoorickstraat) in Aalst. It followed the Reform Gallery, a space he opened in 1968 with abstract painter Walter Schelfhout (1942–2006) in the same city. The name was inspired by German reform shops, which sought to encourage new lifestyles by selling organic products. D’Hondt discovered these shops during his military service in 1967–1968 in the German art city Kassel. What these stores hoped to achieve through food, Schelfhout and D’Hondt aimed to do through art. Not long after the gallery’s opening, Schelfhout withdrew and began working as a supervisor at the Oud-Hospitaal Museum, now ‘t Gasthuys. D’Hondt continued on his own under the name New Reform, and from 1972, he found a partner in his wife, Marie-Héléne Van Audenhove. In the pamphlet that accompanied the gallery’s opening, its mission was stated as follows: “Museums, galleries, publishers, and television fail in their task to bring art to the people but instead nestle themselves in an elitist cocoon.” With these words, D’Hondt took a clear stance. The goal of New Reform was to make art accessible to the people..
Thanks to his military service in Kassel, D’Hondt was exposed to documenta and the German, especially Cologne, art scene. The artistic trends in Cologne were experimental and conceptual in nature and heavily influenced D’Hondt’s ideas about art. His interest was ‘experimental art’ in the broadest sense, but he had few resources to realise his ideas. A significant part of New Reform’s budget came from his civil servant salary. There were hardly any sales, subsidies, or patronage. However, this only partially limited D’Hondt’s ambition, as he seemed to align with the zeitgeist. With the rise of conceptual art, the focus shifted more toward ideas than unique artworks, and interest moved to other forms of expression and new media. In New Reform, he showcased this new art: artists who used slides as an autonomous medium, performances and happenings, mail art, artist publications, and magazines.
D’Hondt also published his own periodical: New Reform Nieuws. In it, he promoted his activities and highlighted projects happening elsewhere in the world. Single issues were mailed to interested parties and distributed via like-minded art centers. D’Hondt proved to be a skilled networker, which benefited not only the distribution of his periodical but also the gallery’s operations. It was no coincidence that he built his first network in Cologne. He maintained contacts with various galleries, such as Ingo Kümmel’s (1937–1990) gallery, where snaps were also brewed. At Kümmel’s invitation, D’Hondt participated in the 1971 Internationale Kunst- und Informationsmesse in Cologne, an alternative fair countering the more commercial art fair. In addition to his network in Germany, D’Hondt maintained contacts in the Netherlands, particularly with the In-Out Center and Wies Smals. Initially, he had contact with her in her role at the Amsterdam gallery Seriaal, which aimed to bring art to a broader audience through multiples, and from 1974 as director of the experimental exhibition space De Appel.
New Reform Nieuws played a crucial role in D’Hondt’s network. At one point, he claimed to distribute around three thousand issues of the magazine, which he printed on his own stencil machine and offset press. The responses led to an exchange of information between different art centres and artists. Publications from those centres were often designed by artists, giving them the status of artworks. This led to the organic creation of the first series of “creative postcards designed by artists”, as D’Hondt called them. This collection was complemented by “artist postcards” published by organizations such as Something Else Press in New York, Edition Staeck and Tangente in Heidelberg, Source in Davis, California, Arrocaria in Antibes, Reflection Press in Stuttgart, or publisher G. J. De Rook from Utrecht. Enthralled by the medium, D’Hondt also began publishing postcards as artworks, collaborating with artists like Timm Ulrichs, Steffen Missmahl, and Aalst artist Herman De Schutter.
In 1973, the collection received a new boost. Through New Reform Nieuws, D’Hondt issued a call to artists to submit postcards for an exhibition. The first result was The New Reform Postcard Show, which took place at New Reform from 19 to 25 May of that year. A month later, the show was repeated at the Cultural Center of Velzeke, and from 27 November to 13 December, it travelled to the University of Antwerp at the invitation of scientist and artist Luc Steels. The postcards—or artworks—D’Hondt continues to receive, created a collection that D’Hondt used frequently in various exhibitions. These exhibitions featured both individual artist presentations and overviews in which D’Hondt aimed to highlight new trends, such as in Explosie van de media, informations distributed by galleries and art centers (1975) and Junk Mail (1976). The American magazine Art News reported on the Junk Mail project that D’Hondt was working on at the time. The call for submissions for Junk Mail led to a flood of diverse creations, which D’Hondt promised to display in full without making any selection.
NED
In 1973, D’Hondt exhibited a few
hundred postcards, but by the late 1970s, the count had surpassed five hundred.
Through the postcard medium, D’Hondt managed to organize exhibitions on a
minimal budget, featuring prominent figures like Joseph Beuys, Yoko Ono,
Douglas Huebler, Wolf Vostell, Marina Abramovic and Ulay, Martha Rosler, and many
others. These presentations featured the pioneers of new art without the
artists ever setting foot in Aalst. D’Hondt thus achieves his ultimate goal; to
support the democratisation of the arts.
In 1973 organiseert Roger D’Hondt (°1948) in de Aalsterse
galerie New Reform een tentoonstelling met postkaarten van kunstenaars; The
New Reform Postcard Show. Hij toont honderden postkaarten die hij in enkele
jaren tijd van verschillende kunstenaars en galerieen heeft ontvangen. Deze
show wordt een maand later hernomen in het Cultureel Centrum van Velzeke, om
nadien naar de Universiteit van Antwerpen te reizen. De jaren nadien blijven
kunstenaars, galeries en kunstcentra kaarten—of kunst-werken—opsturen. Zo
ontstaat er een verzameling waarvan hier een selectie getoond wordt.
In 1971 opent D’Hondt de New Reform Gallery in de
Schoolstraat (nu Bert Van Hoorickstraat) in Aalst. Ze is het vervolg op de
Reform galerie, een ruimte die hij in 1968 samen met abstract schilder Walter
Schelfhout (1942–2006) opende in dezelfde stad. De naam vond haar oorsprong bij
de Duitse reformwinkels, die door de verkoop van biologische producten andere
leefgewoontes trachten aan te moedigen. D’Hondt ontdekte deze winkels tijdens
zijn legerdienst (1967–1968) in de Duitse kunststad Kassel. Wat deze winkels
via voeding willen bereiken, hopen Schelfhout en D’Hondt met kunst te doen.
Niet lang na de opening trekt Schelfhout zich terug en gaat aan de slag als
toezichter in het museum Oud-Hospitaal, nu ‘t Gasthuys. D’Hondt gaat alleen
verder onder de naam New Reform, om vanaf 1972 ook een metgezel
te vinden in zijn vrouw Marie-Héléne Van Audenhove. In het pamflet dat bij de opening verschijnt, wordt de opzet als volgt verwoordt: “Musea, galerijen, uitgevers en televisie schieten te kort in hun taak om kunst tot de bevolking te brengen maar nestelen zich in een elitair cocon.” Met die woorden, neemt hij een duidelijke positie in. De doelstelling van New Reform is om kunst op een toegankelijke manier bij de mensen te brengen.
Dankzij zijn legerdienst in Kassel komt D’Hondt in aanraking met Documenta en de Duitse—vooral Keulse—kunstscene. De artistieke tendens in Keulen is experimenteel en conceptueel van aard en is vormend voor D’Hondt’s ideeën over kunst. Zijn interesse gaat uit naar ‘experimentele kunst’ in de breedste zin van het woord, maar voor het uitvoeren van zijn ideeën, heeft hij weinig middelen. Een aan-zienlijk deel van het budget van New Reform komt uit zijn ambtenarenloon. Van verkoop, subsidies of mecenaat is nauwelijks sprake. Dit vormt slechts in beperkte mate een rem op de ambitie van D’Hondt, die de tijdgeest mee lijkt te hebben. Met de opkomst van de conceptuele kunst, ligt de focus meer op de idee dan op het unieke kunstwerk en verschuift de interesse naar andere uitingsvormen en nieuwe media. In New Reform toont hij deze nieuwe kunst: kunstenaars die dia’s als autonoom medium gebruiken, performances en happenings, mail art, kunstenaarspublicaties en -tijdschriften.
D’Hondt geeft zelf ook een periodiek uit: New Reform Nieuws. Hierin geeft hij ruchtbaarheid aan zijn activiteiten en aan projecten die elders in de wereld doorgaan. Losse nummers worden per post aan geïnteresseerden bezorgd en verspreid via verschillende gelijkgezinde kunstencentra. D’Hondt blijkt een handige netwerker te zijn, wat hem niet enkel van pas komt bij de verdeling van zijn periodiek, maar ook bij de werking van de galerie. Niet toevallig is Keulen de stad waar hij zijn eerste netwerk uitbouwt. Hij onderhoudt er contacten met verschillende galerieën, zoals met de galerie van Ingo Kümmel (1937–1990) waar ook snaps worden gebrouwen. Op Kümmels uitnodiging neemt hij in 1971 deel aan de Internationale Kunst- und Informationsmesse in Keulen, een alternatieve beurs die een tegenwicht vormt voor de meer commerciële Kunstmesse. Naast zijn netwerk in Duitsland, onderhoudt D’Hondt contacten in Nederland, in het bijzonder met In-Out Center en met Wies Smals. Initieel heeft hij contact met haar vanuit haar positie in de Amsterdamse galerie Seriaal—een galerie die onder andere via multiples op een laagdrempelige manier kunst bij een publiek wil brengen—en vanaf 1974 als directrice van de experimentele tentoonstellings-ruimte De Appel.
New Reform Nieuws vormt naar eigen zeggen een belangrijke schakel voor het netwerk van D’Hondt. Op een zeker moment verdeelde hij circa drieduizend nummers van het blad dat hij drukte op zijn eigen stencilmachine en offsetpers. De reacties zorgden voor een uitwisseling aan informatie tussen de verschillende kunstcentra en kunstenaars. De publicaties van die centra werden vaak ontworpen door kunstenaars, wat ze het statuut van kunstwerk geeft. Zo ontstond op organische wijze een eerste reeks ‘kreatieve prentbriefkaarten door kunstenaars ontworpen’ (sic)—zoals D’Hondt deze kaarten noemt. Deze verzameling wordt aangevuld met ‘kunstenaars-postkaarten’ die uitgegeven worden door organisaties als Something Else Press in New York, Edition Staeck en Tangente in Heidelberg, Source in Davis California, Arrocaria in Antibes, Reflection Press in Stuttgart, of de uitgever G. J. De Rook uit Utrecht. Gegrepen door het medium, geeft D’Hondt ook zelf postkaarten uit als kunstwerk. Dit doet hij onder meer met kunstenaars Timm Ulrichs, Steffen Missmahl en met de Aalsterse kunstenaar Herman De Schutter.
In 1973 krijgt de verzameling een nieuwe boost. D’Hondt doet via New Reform Nieuws een oproep aan kunstenaars om postkaarten op te sturen om er een tentoonstelling mee te maken. Het eerste resultaat is de The New Reform Postcard Show, die in datzelfde jaar van 19 tot 25 mei in New Reform plaatsvindt. Deze show wordt een maand later hernomen in het Cultureel Centrum van Velzeke, om van 27 november tot 13 december—op uitnodiging van wetenschapper en kunstenaar Luc Steels—naar de Universiteit van Antwerpen te reizen. De kaarten die D’Hondt blijft ontvangen, gebruikt hij ook nadien in verschillende tentoonstellingen. Zowel in individuele presentaties van kunstenaars als in overzichtstentoonstellingen, waarmee D’Hondt de nieuwe tendensen probeert te duiden, zoals in; Explosie van de media, informations distributed by galleries and art centers (1975), en Junk Mail (1976). Het Amerikaanse tijdschrift Art News maakt melding van het Junk Mail-project, waar D’Hondt op dat moment aan werkt. De oproep om werk in te zenden voor Junk Mail levert een nieuwe stortvloed aan allerhande creaties op, die D’Hondt belooft integraal te tonen zonder een selectie te maken.
I
In 1973 toonde D’Hondt een paar honderd postkaarten, aan het einde van de jaren 1970 staat de teller al op meer dan vijfhonderd kaarten. Via de postkaart lukt het D’Hondt om met minimale middelen tentoonstellingen in te richten met grootgewichten als Joseph Beuys, Yoko Ono, Douglas Huebler, Wolf Vostell, Marina Abramovic en Ulay, Martha Rosler en vele anderen. Presentaties van de gangmakers van de nieuwe kunst, zonder dat deze kunstenaars ooit een voet in Aalst zetten. D’Hondt bereikt zo zijn ultieme doel; de democratisering van de kunst te ondersteunen.
Kunstenaars/ artists:
Martha Rosler John Liggins M Krips Dick Higgins Allessandro J.H. Kocman Weiner Laurence Bannana Anna
Jan Vercrysse Al Souza George Maciunas Joseph Willaert Luc Deleu Yutaka Matsuzawa John Lennon
Antoni Muntadas Filip Ehrenberg 1Steffen Missmahl Pieter Laurens Mol William Sweetlove Stu Horn
Yoshio Nakajima Maurizio Nannucci Aleatory Novelties Daniel Dewaele Paul Woodrow Luigi Ontani
Bernard Queeckers Clive Robertson Montada Unworks Foundry Raul Marroquin Gérald Minkoff Valentin
Clemente Padín Ewa Partum Andrzej Partum Friederike Pezold Sándor Pinczehelyi Didier Vermeiren
Richard Annette Messager Jean Marie Schwind Luc Steels Jacques Charlier COUM Transmissions
Johan Van Geluwe Hugo Roelandt S. Hashimoto Nicole Gravier John Armleder Gutmundsen
Endre Tót Stefan Wewerka Herman De Schutter Gilbert & George Timm Ulrichs Jean-Paul Thenot
Petr Štembera Roland Van de Berghe Tohei Horiike Ulrike Rosenbach Harry Rühe Guy Schraenen editor
Peter Below Klaus Staeck Joseph Beuys Yoko Ono George Brecht Christian Boltanski Alison Knowles
Ben Vautier Wolf Vostell Eric Andersen Robert Filliou