NEW REFORM EN DE OPKOMST VAN DE VIDEOKUNST IN BELGIE


Publicatie Argos




1. The 1970s: een continue onderzoek

In 2018 startte Argos een onderzoek naar de eerste experimenten met kunstenaars film en -video in België in de jaren 1970. We stonden voor een belangrijk punt in de kunstgeschiedschrijving: de eerste generatie ‘videopioniers’ bereikten een zekere leeftijd, terwijl hun films en videotapes werden aangetast door het verstrijken van de tijd. Het verhaal van die eerste audiovisuele experimenten dreigde verloren te gaan.

Maar hoe breng je zo'n verhaal in kaart ? Hoe ‘vat’ je een tijdsperiode die net alle categoriseringen van zich af wilde schudden? Vertrekkend vanuit het rijke bronmateriaal dat voorhanden was, zochten we vervolgens naar sleutelfiguren en kunstenaars, mensen die hun versie van dat verhaal wilde vertellen, en stelden we hen een aantal vragen die de eerste fase van het onderzoek bepaalden:

Waar vonden ze productiemiddelen? Waar en hoe werden hun videowerken gepresenteerd? Hoe dient het werk in de toekomst getoond te worden met andere technologische voorwaarden en middelen? Was hun videowerküberhaupt bedoeld om te bewaren? Welke figuren waren belangrijk voor de ontwikkeling van video in België? Op welke manieren waren zij internationaal geconnecteerd met andere kunstscenes? Met wie werkten ze samen? Waar lag de scheidslijn tussen film en video?


Via interviews ontdekten we makers die tot nu onder de radar zijn gebleven. Zij leidden ons dan weer naar andere kunstenaars, en naar andere - nog niet gedigitaliseerde - films en video’s. Langzaam maar zeker tekende zich zo een artistiek netwerk af dat in het België van de jaren 1970 het medium ‘video’ met nieuwsgierigheid benaderde. In die audiovisuele landschapstekening waren productiemiddelen en presentatieplekken bepalende factoren. De steden Antwerpen en Luik vormden de belangrijkste geoculturele as in België. Toch wist het onderzoek ook enkele andere plekken, zoals Brussel, Aalst en Knokke, te (h)erkennen

Na die eerste fase gingen we aan de slag met de digitalisering van de gevonden werken. Op basis van het onderzoek stelden we een inventaris op: een lijst werken die nog niet in onze of in andere audiovisuele collecties in België te vinden waren. Op zoek naar de kunstenaars en/of de erfgenamen in kwestie, slaagden we er in een aanzienlijk aantal tapes en films te lokaliseren. In samenwerking met de digitaliseringslabo’s VECTRACOM, CINEMATEK en Onno Petersen digitaliseerden we de gevonden films en video’s. Op die manier slaagden we erin een aantal hiaten binnen onze collectie op te vullen en een aantal relevante kunstenaars terug onder de aandacht te brengen. Denk bijvoorbeeld aan Bernard Queeckers, Edith Dewitt, Stefan De Jaeger, Philippe Incolle of Yves De Smet. Een aantal van hen zijn terug te vinden in de tentoonstelling THE 1970s:_.

In deze tentoonstelling verdelen we de bevindingen van het onderzoek op in vier thema’s: productiemiddelen, evenementen, het kunstenaarscollectief en het interdisciplinaire. Een reeks filmvertoningen en ronde tafels in Cinema Nova en argos  raakt aan thema’s die we in de tentoonstelling niet kunnen aansnijden, zoals de relatie tussen video en televisie, de rol van vrouwelijke kunstenaars in de videoscene of de socio-politieke dimensie van video.

In 2023 volgt een publicatie die verschillende aspecten van video in België tijdens de jaren 1970 belicht. Met dit onderzoek willen we geen eindpunt noch een canon voorstellen. Daarvoor was de praktijk vaak te grillig en te onderzoekend. We vonden het belangrijk om net het open karakter van vele van deze intermediaire experimenten te benadrukken. Tijdens het uitgebreide archief- en bronnenonderzoek, alsook tijdens de interviews met kunstenaars en sleutelfiguren, doken telkens nieuwe namen, referenties of films op: hieruit bleek dat zelfs in een periode waarin experimenten met video relatief beperkt bleven, toch meer is gebeurd dan verwacht. Daarom beschouwen we de resultaten van ons onderzoek als startpunt: we nodigen studenten, onderzoekers, academici, kunstenaars en critici uit om verder aan de slag te gaan met dit boeiend tijdsvak, en zo het erfgoed van experimenten met film en video uit de jaren 1970 in ons land ‘levend’ te houden. Tegelijk willen we ook andere kunstinstituten aansporen om - nu het nog kan - aan de slag te gaan met hun eigen audiovisuele collectie. Wellicht liggen daar nog ongekende pareltjes verborgen.


Muurkrant Argos

Ook Roger D’Hondt, oprichter van de New Reform gallery in Aalst, zag al snel de mogelijkheden van het nieuwe medium in, nadat ook hij kennis had gemaakt met Gerry Schum en het concept van diens ‘televisuele tentoonstelling’ Fernsehgalerie. Verschillende internationale kunstenaars experimenteerden in de galerie van D’Hondt met het medium, waaronder Raoul Marroquin en Michel Cardena. Wanneer D’Hondt in 1974 een videoweekend organiseerde, stelde hij ook productiemiddelen ter beschikking van kunstenaars. Via I.T.A. Electronics huurde hij monitor, camera, playback en montagestudio. Toch maakten slechts twee kunstenaars - Eric De Volder en Johan Dehollander - hier effectief gebruik van. Volgens D’Hondt was het videoweekend een mislukking, en wel om deze reden: in België beschikten kunstenaars over te weinig  technische kennis om zelf met video aan de slag te gaan.

‘Propositions d’artistes pour un circuit fermé de télévision’, de eerste videomanifestatie in ons land, vond plaats in 1971 in de Luikse galerie Yellow Now. Het ging hier niet om registraties, maar om gesloten circuits - een onderscheid dat ook Roger D’Hondt belangrijk acht: “Ofwel toont men een video die bestaat (geregistreerd, n.v.d.r.), ofwel creëert men een werk (video-installatie/circuit, n.v.d.r.). Daartussen zit een groot verschil. Ik kan natuurlijk een video tonen van Joseph Beuys die iets uitvoert in New York, maar dat was eigenlijk niet mijn ding. Ik wilde eerder dat men iets creëerde.” De moeilijke plaats dat video innam in de kunstwereld, blijkt eveneens uit de aanwezigheid op ‘EXPRMNTL 5’ in Knokke in 1974. Onder meer Nam June Paiks befaamde TV Buddha (1974) is er te zien. Film en video kruisten de degens, met sommigen die video verguisden, en anderen die het nieuwe medium op handen droegen.

De verhouding tussen performance en video kende een hoogtepunt tijdens het Performance Art Festival in 1978. In de Brusselse Beursschouwburg bracht Roger D’Hondt zowel nationale als internationale kunstenaars samen, waarbij onder meer Michael Laub en Edmondo Za (Maniac Productions), Grietje Goris, en Hugo Roelandt video als onderdeel van hun performance gebruikten.

NB : bovenstaande tekst is een fragment uit de publicatie The 1970’s uitgegeven door Argos. De volledige tekst van het onderzoek kan gratis opgehaald worden bij Argos Werfstraat 13 – Brussel.