Hans Theys :
In 1970 richtte Roger D’Hondt
(°1948) in de stad Aalst de niet-commerciële kunstplek New Reform op, een
verzamelpunt voor kunstenaars die bezig waren met nieuwe kunstvormen zoals
performance, mail-art en fluxus. Tot 1979 kon je er kennismaken met de doening
van kunstenaars als Hugo Heyrman, Hugo Roelandt, AMVK, Paul Gees, Narcisse
Tordoir, Jean-Marie Schwind, Géza
Perneczky, Ben
Vautier, Janos Urban, Endre Tot, Jacques Charlier, Paul De Vree en vele
anderen. Van 1973 tot 1975 was D’Hondt medewerker van het kunstencentrum van de
UIA. In 1978 werd hij bekroond met de zilveren medaille Robert Schuman (Metz,
Frankrijk). Hij publiceerde in kranten, tijdschriften en boeken. Hij was
curator van tentoonstellingen als ‘Performance Art’ in het Stadsarchiv Kassel
naar aanleiding van Documenta 6 (1977), ‘Performance Art Festival’,
Beursschouwburg Brussel (1978), ‘Theorie/informatie/praktijk’, Stedelijke
academie Gent (1979), ‘Van Provo tot Nu, kunst in een sociaal politieke
context’, Stedelijk Museum Aalst (2008) en het in situ project ‘Facades et Interieurs’,
Paraza, Frankrijk (2010).
Roger D’Hondt: Ik heb mijn legerdienst gedaan in Kassel. Omdat ik weigerde een aantal opdrachten uit te voeren (de vlag hijsen of gewapend de wacht houden bij de zondagsmis), moest ik voor straf in de bibliotheek werken, waar ik instond voor de culturele contacten. Als iemand een kaartje wilde voor het theater, moest ik dat reserveren. Zo ben ik in contact gekomen met Werner Kausch, een Kasselse kunstenaar die ook lesgaf aan de hogeschool en mij naar dokumenta 4 heeft gebracht, in 1968. Vier jaar later, in 1972, heb ik in zijn studio-galerie een tentoonstelling gemaakt met Belgische kunstenaars die niet op dokumenta 5 te zien waren. Samen met Kausch schreef ik ook een pamflet waarin we wezen op de onderwaardering van de Belgische kunstenaars. Van de 170 deelnemers kwamen er maar twee uit België: Panamarenko en Marcel Broodthaers. Ik toonde werk van Hugo Heyrman, Maurice Roquet, Artworker Star, Herman De Schutter en Jean-Marie Schwind, die kunstwerken van de grondleggers van de moderne kunst namaakte. Nog eens vier jaar later, in 1977, heb ik in het Kasselse Stadarchiv een reeks performances georganiseerd.
Poster 'De explosie van de media' |
Ik ben opgegroeid in een gezin met weinig culturele belangstelling. Mijn moeder luisterde ‘s zondags naar opera en belcanto op de radio. Mijn vader werkte als schoenmaker in dienst van een atelier waar onder meer balletschoenen gemaakt werden. Hij had een jaar academie gedaan om te leren voeten tekenen voor die balletschoentjes. Verder hingen er in huis enkele ingelijste reproducties, waaronder een reproductie van een schilderij van Permeke. Ik vond dat een mooi ding. Het was figuratief, maar met abstracte elementen. Althans, zo zag ik het toen, nu zou ik dat anders omschrijven. Mijn vader speelde met de duiven. Toen ik hem eens vergezelde naar zo’n duivenbijeenkomst, zag ik op een prondelmarkt een winterlandschap. Ik heb dat gekocht voor een paar honderd frank en thuis zei ik: ‘Voilà, nu hebben we een schilderij op doek.’ Vanaf dan ben ik de kunstwereld beginnen volgen. Mijn ouders waren politiek geëngageerd, met sympathie voor de Werkliedenpartij. Dat sociale heb ik behouden. Tijdens mijn jeugd gingen er steeds meer textielbedrijven dicht in Aalst, dat van een fabrieksstad veranderde in een slaapstad voor forenzen die in Brussel werkten. Er vonden toen veel betogingen plaats en ik sloot mij aan bij dat protest. Het sociale en politieke heeft mij altijd aangesproken. Daarom ben ik zo geboeid door Beuys. Ik heb voor het eerst kennisgemaakt met zijn werk op dokumenta 5 in 1972. Later zag ik ook zijn Honigpumpe am Arbeitsplatz, die te zien was op dokumenta 6 in 1977. In 1972 heb ik hem een paar dagen gevolgd. Nadien hebben we contact gehouden en heb ik hem bezocht in zijn ‘Büro für Directe Demokratie’ in Düsseldorf.
Kunst
zonder maatschappelijke relevantie bestaat niet voor mij. Beuys wilde die zogenaamd
verschillende gebieden ook niet los van elkaar zien. Naar mijn gevoel bevond hij
zich in de marge van de kunstwereld. Ze hebben geprobeerd hem tot producent van
kunstwerken te bombarderen, maar eigenlijk was die man dat niet. Hij wilde dat
niet. Hij was bezig met Soziale Plastik. De mensen in zijn omgeving deelden die
sociale bewogenheid. Het boekje Jeder
Mensch ein Künstler, met uitspraken van Beuys die werden opgetekend door
Clara Bodenmann-Ritter, heb ik zeker tien keer gelezen. Voor mij was Beuys een
kunstenaar van het volk, zoals Louis Paul Boon: wel bezig met de zogenaamd
hogere cultuur, maar met beide voeten op de grond. Hij zweefde niet. De kunstwereld
was ook niet echt met hem bezig, hij sprak vooral de jonge mensen aan. Hij
maakte indruk op ons, in een taal die begrijpelijk was, zonder hoogdravend te
zijn.
In
1976 heb ik in mijn niet-commerciële kunstplek New Reform een tentoonstelling
rond Beuys opgezet. Ik toonde documenten en vroeg een vijftal kunstenaars, die
hem als docent hadden gehad, om hun verhaal rond Beuys te brengen. De
ingezonden werken bestonden hoofdzakelijk uit teksten, collages en
performances. Het geheel werd door Beuys een kunstwerk genoemd. Hij vond de
energie die mensen in iets stopten belangrijker dan het eindresultaat. Soms zie
je beroemde kunstenaars op de tv, omringd met glamour. Ik vraag mij dan af hoe
geïsoleerd ze zijn en of ze nog met de mensen leven.
Ik heb mijn eigen mei 68 beleefd in Aalst. Er waren
sociale protesten, er werd experimenteel theater opgevoerd, onder meer stukken
van Slawomir Mroczek, er was de experimentele galerie Vertikaal… In het café van de theatergroep Pan en in galerie Vertikaal heb ik mijn eerste tentoonstellingen
georganiseerd. Vertikaal stond voor abstracte kunst en provo-cultuur. Officieel
is New Reform pas begonnen in 1970, met een tentoonstelling die ‘Art and Idea’
heette, opgezet in het Oud-Hospitaal. Die eerste tentoonstelling was niet zo eenvoudig
te maken. Er waren veel deelnemers uit het buitenland en telefoneren was verschrikkelijk
duur. Ik had ook niet zoveel geld. Er was werk te zien van Günther Uecker en
Ronald Dohl. Die hadden een voorstel voor een geluidswerk
gedaan, maar ik kon dat niet laten uitvoeren, het was te duur. Uiteindelijk werd het in diezelfde periode uitgevoerd in de Richard Demarco Gallery in Edinburgh.
Het schema van het muziekstuk was wel te zien in Aalst. Er was ook werk te zien
van Walter Schelfhout en Winfred Gaul. Die maakte ook geometrisch abstract
werk, maar in die periode twijfelde hij eraan of hij zou doorgaan met
schilderen en maakte hij plannen voor kunstwerken die mensen zelf konden maken.
Na deze eerste tentoonstelling ben ik radicaal overgeschakeld naar performance art en installatiekunst. Ik reisde veel, samen met mijn vrouw Marie-Hélène Van Audenhove en later met onze twee kinderen. We maakten kennis met kunstenaarsinitiatieven in Amsterdam, Keulen, Londen… In Londen ontdekten we een ‘art meeting place’, een leegstaande garage waar allerlei dingen bezig waren: conceptuele benaderingen van kunst, performances, theater, muziek: een soort van multidisciplinaire kunstontwikkeling. Ik maakte die omslag ook. In het begin heette mijn plek New Reform Gallery, maar vanaf de vierde tentoonstelling heb ik dat laatste woord laten vallen. Ik wilde geen traditionele galerie drijven, ik wilde op een non-conformistische, anarchistische manier werken. Commerciële galerieën drukten chique uitnodigingen, ik maakte gestencilde uitnodigingen. Ik wilde een luis in de pels zijn van de traditionele kunstwereld. Galerieën als Wide White Space maakten deel uit van een circuit. Ze brachten dezelfde kunstenaars als MTL in Brussel, Konrad Fischer in Düsseldorf en David Zwirner in Berlijn. Dat zag er vrij uit, maar het was eigenlijk heel beperkt. Ik ben kunstenaars gaan opzoeken die buiten dat circuit vielen, die totaal nieuw waren, die tot de avant-garde behoorden. New Reform was verwant met kunstenaarsinitiatieven als Ecart van John M Armleder in Genève, Zona van Maurizio Nannucci in Florence, Art sociologique in Parijs, Impact van Janos Urban in Lausanne, Reflection Press van Albrecht D. in Stuttgart, SÜM in Reykjavik, Beau Geste Press van David Mayor in Devon enzovoort. Veel van die plekken hebben we ook bezocht. Die reizen en ervaringen hebben mijn leven verrijkt. Als ik jonge mensen een advies mocht geven, dan zou ik zeggen: ga naar Londen om dingen te zien die je hier niet kan zien. Waag je in de underground. Wij verbleven bij de mensen thuis. Ze sliepen ook bij ons thuis. Als ze met dertig waren, sliepen ze in de galerie. Ooit zagen we Mieko Shiomi, een Japanse fluxus-kunstenares, bij Beau Geste Press 100 exemplaren van een boek maken, met de hand. Zoiets meemaken is een echte ervaring, dat is iets anders dan rondlopen in een museum of in een galerie naar een schilderij kijken.
Hans Theys: Voor jou was dat een manier van
leven?
In
1972 wilde Adolf Merckx, de bezieler van Celbeton in Dendermonde, vijf
galerieën samenbrengen voor de tentoonstelling ‘Jungle Art Jungle’: MTL, Wide
White Space, Yellow Now, X-One en New Reform. MTL en Wide White Space leefden
echter in onmin, zodat ik moest gaan bemiddelen tussen Fernand Spillemaeckers
en Anny De Decker. In mijn wereld heb ik dat soort jaloezie nooit meegemaakt.
Ik moest niet aan een andere galerie gaan vragen of ik een van hun kunstenaars
mocht brengen. Wij waren vrij, aan niemand of niets gebonden. Een paar maanden
voor hij is overleden, ben ik Bernd Lohaus tegengekomen in Brussel, op een
tentoonstelling die gemaakt was door Ai Weiwei en Luc Tuymans. Ik had de indruk
dat hij wilde zeggen dat we vaker hadden moeten samenwerken. Maar als je in de
Wide White Space niet binnenkwam als klant, had je daar eigenlijk geen plaats.
De Wide White Space heeft geprobeerd van Panamarenko, Broodthaers en Beuys commerciële kunstenaars te maken. Beuys was daar niet echt in geïnteresseerd, met Broodthaers is het eigenlijk niet gelukt. Die heeft pas na zijn dood commercieel succes gekend. Ik werkte toen samen met Hugo Heyrman en Yoshio Nakajima, die was verhuisd naar Zweden, waar hij een soort commune had opgericht. In 1975 liet hij mij weten dat hij een Travelling Museum wilde organiseren. Of ik wilde meedoen? Natuurlijk! Op de bewuste dag arriveerden hier dertig kunstenaars vanuit de hele wereld. New Reform zat toen in een fabriekshal. We hebben daar piepschuimen platen gelegd, zodat ze konden slapen. Ze kwamen wel allemaal bij ons thuis douchen. Na vijf dagen waren ze weer weg. Nakajima was visionair. Een reizende tentoonstelling, wat een prachtig idee!
Poster: Travelling Museum |
HT Je archief is befaamd.
In 1971 werden we, samen
met vijftig kunstenaars en enkele kunstenaarsinitiatieven zoals het Antwerpse
Ercola, door Dirk De Vos en Willy Van den Bussche uitgenodigd voor de Triënnale
van Brugge. Ik plakte een muur vol met gekopieerde brieven, voorstellen en
faxen van kunstenaars als Ben Vautier en Wolf Vostell. Na drie dagen kreeg ik
een brief van de curatoren waarin ze zeiden dat de kunstenaars wilden dat we
onze muur kwamen opruimen. Alleen Hugo Heyrman en Jacques Lizène hadden zich
hiervan gedistantieerd.
RD Ja, daar hadden ze een enorme faxmachine. De man die daarmee werkte, was een vriend. (Lacht.) Het was de vader van Hugo Roelandt.
Montagne de Miel, 17
november 2021
Bovenstaand interview maakt deel uit van het boek Wonderland waarin Hans Theys gesprekken voert met (dertig) journalisten, tentoonstelingmakers (sters), feministen, historici, poloticologen en kunstenaars. Uitgave Tornado Editions416 blz. 30 euro. Meer info: hanstheys.ensembles.org